Aan tafel met… Walter de Koning
29 juni 2021”Met de Restauratieladder vermijd je misverstanden, teleurstellingen en rechtzaken”
In deze rubriek laat steilDAK markante personen van binnen en buiten de dakenbranche aan het woord. De insteek is om de visie en de persoon achter die visie voor het voetlicht te brengen.
“Elke restauratie-aannemer loopt tegen de vraag aan: hoe isoleer ik een historisch dak op verantwoorde wijze, dat wil zeggen, verantwoord wat betreft bouwfysica en met respect voor de historische waarde van het dak,” zegt Walter de Koning. Hij is directeur van Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg (ERM), het platform voor monumenteneigenaren, ontwerpers, uitvoerders en toezichthouders. ERM maakt via websites, publicaties en bijeenkomsten kennis beschikbaar en beheert de beoordelings- en uitvoeringsrichtlijnen die zijn vastgesteld door het Centraal College van Deskundigen Restauratiekwaliteit.
De Koning: “Op dit moment werkt ERM aan de afronding van nieuwe richtlijnen voor isolatie van elk der vier daktypes: riet, lei, pannen en metaal. Bij de keus van de juiste isolatie spelen veel aspecten mee: wordt de ruimte onder het dak verwarmd? Is het dak doorgezakt? Moeten de gordingen in het zicht blijven? Het is een lang traject geweest, sinds begin 2019. Er was veel discussie: er zijn zo veel verschillende situaties, kunnen we een rode draad vinden? Welke uitzonderingen nemen we dan mee? Welke verwachtingen zijn er ten opzichte van de materiaalkeuzes? Vooral die laatste vraag leverde veel discussie op. Je kunt met modellen doorrekenen wat de juiste keuze is, maar bij historische panden zit het nooit zoals in de theorie. Gordingen zijn nooit recht, daken zijn vaak ingezakt. Het vakmanschap bij het aanbrengen van de isolatie is van het allergrootste belang. We haalden uiteraard bouwfysische experts bij de discussie. Maar als echte Nederlanders konden deelnemers daarna toch zeggen: ‘Ik ben het niet eens met deze deskundoloog’. En dat kan ook. Bij monumenten zijn er vaak uitzonderingen, niets is spijkerhard te bewijzen. Juist daarom is het zo mooi dat we eruit zijn gekomen.”
Restauratieladder
De ‘Restauratieladder’ is een hulpmiddel dat ERM heeft ontworpen. De Koning legt uit: “Als je het dak van een historisch pand gaat restaureren, is het van belang om van tevoren te bespreken wat je eigenlijk bedoelt met restaureren. Haal je de pannen eraf, sorteer je ze, maak je ze schoon en leg je ze dan terug? Of vervang je de pannen door nieuwe pannen? Dat maakt natuurlijk een enorm verschil. Daarvoor heeft ERM de Restauratieladder ontwikkeld, een visualisering van verschillende manieren van restaureren. De Restauratieladder is nadrukkelijk geen dwingend voorschrift, maar een leidraad voor een goed gesprek.” “Ik vergelijk het graag met de manier waarop ze in Oosterse landen, vooral in China en Japan, met monumenten omgaan. Daar hechten ze geen enkel belang aan het materiaal: het gaat om het uiterlijk. Als een gebouw er niet meer netjes bijstaat, breken ze het af en bouwen ze een perfecte replica op. Wij denken echter: nee, we willen het uiterlijk én het materiaal bewaren. Dat is een keuze. De Restauratieladder helpt om je bewust te zijn van de keuzes die je maakt. In dit model worden drie niveaus van restaureren onderscheiden, in aflopende voorkeursvolgorde. Het hoogste niveau is conserveren. Daarbij verander je niets aan het materiaal, maar je verwijdert bijvoorbeeld alleen vuil.
Het niveau daaronder is repareren, zoals het inboeten [vervangen, red.] van enkele beschadigde stenen in de gevel. Het derde niveau is vernieuwen. Bij vernieuwen kan je meer of minder ver gaan. Het minst ver gaat kopiëren: je vult bijvoorbeeld ontbrekende ornamenten aan met ornamenten van hetzelfde materiaal. Soms kan dat niet, omdat het materiaal niet voorhanden is – denk aan materiaal dat vroeger uit leigroeves of steengroeves kwam – of omdat we het materiaal niet meer willen gebruiken, zoals chroom-6 of asbest. Dan ga je een stap verder in het vernieuwen, je maakt de ornamenten na van ander materiaal. Nog een stap verder gaat verbeteren: hierbij voeg je een functionaliteit toe. Denk daarbij aan het verduurzamen van het pand, of het wijzigen van kozijnen voor bijvoorbeeld condensafvoer. Bij het afdalen van de Restauratieladder kom je dus bij sporten die telkens iets minder wenselijk zijn, vanuit monumentenoptiek. Maar om redenen van budget, comfort of instandhouding van het pand is het soms toch nodig om een stap lager te gaan.”
De Restauratieladder helpt om in het gesprek helder te krijgen wat alle betrokken partijen bedoelen. “Spreek van tevoren je basisfilosofie af: op welke sport van de ladder verrichten we de werkzaamheden, en waarom? Als je dat met elkaar helder hebt, hoef je niet bij elk detail opnieuw in gesprek. Het maakt voor een aannemer een groot verschil op welke sport je je bevindt: de bovenste sport van de ladder kost weinig materiaal – je vervangt immers niets – maar veel manuren; de onderste sport kost veel materiaal, maar minder manuren. Dakpannen vervangen gaat een stuk sneller dan ze stuk voor stuk sorteren, schoonmaken en terugplaatsen. Dat maakt veel verschil in je offerte. Zorg dat die keuzes besproken zijn, dan vermijd je misverstanden, teleurstellingen of zelfs rechtszaken.”
Spannend vak
De Koning heeft rechten gestudeerd. “Daar leerde ik een manier van redeneren en denken op een abstractieniveau, die me in mijn werk van pas komen. Ik weet niet alles van bouwfysica, maar ik kan mensen aan tafel krijgen die me vertellen wat volgens hen het probleem is en waarom. Ik zorg als projectleider dat de mensen met elkaar in gesprek gaan.” Na zijn studie werkte De Koning achtereenvolgens bij de overheid, bij een adviesbureau op het gebied van ruimtelijke ordening, bij een gemeente en als consultant op het gebied van externe veiligheid en daarna het gebied van bodem en archeologie. “Bij dat laatste kwamen er ook vragen vanuit monumentenzorg bij me terecht. In 2011 ging ik werken bij ERM. Het mooist van mijn vak vind ik de manier van werken. Het gaat mij om het verbinden van mensen. Ik probeer mensen op één lijn te brengen, in een reeks gesprekken die leiden tot een richtlijn die iedereen kan gebruiken. Het überhaupt aan tafel krijgen van alle partijen en ze zo ver krijgen dat ze bereid zijn tot een open discussie is al een mooie uitdaging. En dan zien dat ze het eens worden en dat we het kunnen vertalen in een document waar opdrachtnemer, architect en gemeente in de praktijk echt wat aan hebben… Dat maakt dit zo’n spannend vak.”